vrijdag 14 november 2008

Blondjes


Het meisje was een stuk kleiner dan mijn blonde dochter die zelf weer twee koppen kleiner uitvalt dan ik ben, dus ze moest behoorlijk tegen me opkijken. Ze vroeg of ik wist met welke tram ze van hieraf naar het Centraal Station kon komen. Nu woont mijn dochter in Amsterdam, dus die had onmiddellijk het goede antwoord.
“Dit is de Munt, en daar aan de overkant is de halte, je kunt alle trams nemen, behalve lijn 14, want die gaat de andere kant op.”
Het meisje keek haar verbaasd aan, en draaide zich toen om naar haar vriendin, die met haar rug naar ons toe druk zat te bellen. Ze was van dezelfde lengte als het meisje met de lange blonde haren die ons net had gevraagd welke tram ze moest nemen. De blonde draaide zich weer om, besluiteloos leek ze wel.
“Dus… eh?”
“Daar" wees mijn dochter, "daar is de halte, niet hier.”
Ik kon ze even aan een vergelijkend onderzoek onderwerpen. Een blond meisje van ongeveer 16, met lange haren, en mijn dochter van 24, die je eveneens zo kon omschrijven. Rechtop en vriendelijk stond mijn dochter uit te leggen hoe ze bij het Centraal Station konden komen. Het meisje leek wel een beetje op haar, in de verte dan, maar er was iets in haar gezicht wat enorm verschilde. Het was net alsof ze wel in je richting keek, maar je niet aankeek. Mijn dochter is daarentegen heel goed in het aankijken, haar twee blauw-groene ogen dringen dan tot je ziel door, en je weet dat er iemand aanwezig is die je niet zomaar kunt negeren. Hoewel het blonde meisje niet lelijk was, aangenaam zelfs om naar te kijken, was haar blik niet van dezelfde orde.

Zo was het, de halte van de tram was honderd meter de andere kant op, de goede kant op, want in die richting lag ook het Centraal Station. Ik kende het hier ook.
We hadden al een uurtje gelopen, in de binnenstad. Voor mijn dochter een levende omgeving, voor mij een nostalgische herinnering. Hier had ik gestudeerd, vlakbij, op het Singel Doopsgezinde theologie, op het Binnengasthuis-terrein filosofie, op de Keizersgracht theologie. Hier waren de boekhandels die geschikt waren voor een studentenbeurs: de American Discount Bookshop, de Slegte, en de Athenaeum boekhandel op het Spui en een aantal antiquariaten in de zijstraatjes achter de Munt, met vergeelde en beschimmelde boekjes die niemand meer wilde hebben. Zo had ik mijn bibliotheek opgebouwd, en hier was ik intellectueel gevormd.
Alle verschillen met die tijd, dertig jaar geleden, zag ik als boosaardige afwijkingen. De antiquariaten hadden het tegen internet afgelegd, en de American Bookshop verkocht alleen nog maar de recente boeken, als koopjes van 5 euro. Boeken waar ik vroeger niet meer dan 1 gulden vijftig voor had betaald.
In de boekwinkels hadden mijn dochter en ik het over boeken gehad, want ze leest veel. Dat hou ik tegenwoordig niet meer bij. Deze boekhandels waren haar wereld, en niet de mijne. Ze had weer teveel boeken gezien die ze graag zou willen lezen en hoewel ik aanbood om financieel in te springen had ze beleefd geweigerd. “Ik heb nog een paar boeken die ik nog moet uitlezen. Bronte, en Jane Austin, en dan heb ik nog dat boek over Al-Qaeda.”
Daar sta je dan als vader, met apentrots te luisteren naar een jonge vrouw die niet door de televisie en internet is opgeslokt en nog kan lezen.
“Mijn dochter," zei ik tegen niemand in het bijzonder.
De donkere was klaar met bellen en wenkte naar haar blonde vriendin, toen tram negen op de halte arriveerde. Ze holden snel naar de achterkant van de tram en stapten in. We zagen ze een halve minuut later druk babbelend voorbij komen. De verkeerde kant op, richting Amsterdam-Oost.
“Die is blond”, zei mijn dochter.
Ik acht dat een onweerlegbare constatering.

Geen opmerkingen: