zaterdag 8 november 2008

Leeghoofd


“Wat is hier aan de hand?”
De man die het me vroeg was kalm de straat ingelopen terwijl ik nog even een sigaretje stond te roken voor de deur van de kerk. Ik zag hem de honderd meter vanaf de hoek komen aanlopen. Het ging niet snel. Hij keek uitgebreid alle tuinen in en wandelde met de handen op zijn rug. Toen hij bij de kerk was aangekomen keek hij door de geopende deur naar binnen, maar wist niet meteen dat het Open Dag was. Terwijl we toch zo ons best hadden gedaan.
Ik wees naar het grote bord, dat we net op twee stoelen voor de kerk hadden gezet. “Open dag,” zei ik. “HAC.”
“Wie?”
“HAC! Het is weer open dag.”
“Van die kerk heb ik nog nooit gehoord. Wat gelooft u dan zoal allemaal?”
“Nee, we geloven niet zoveel, maar we maken dingen.”
“Oh, dat vind ik een goede zaak. Weet u, mensen geloven tegenwoordig allemaal van die rare dingen. Neem nou deze week. Die Britten he. Die geloven in UFO's en marsmannetjes. Die zien een frisbee en dan nemen ze een foto en dan...”
Ik begon te denken dat de man een grapje maakte en ik wilde graag weer naar binnen. Anders dan in vorige jaren was het erg nat, deze Open Dag. Ik wist niet goed of hij dronken was of gewoon een beetje verward, maar het leek me een goed idee om hem de expositie te laten zien.
“Waarom komt u niet even naar binnen? Dan kunt u zien wat we allemaal maken,” vroeg ik.
Hij keek me getroffen aan.
“Dat vind ik nou heel fijn van u, dan kan ik ook meteen even uit de regen wegkomen. Wat is het nat he?”
Terwijl ik dat bevestigde, maakte ik een gebaar naar de deur en begon naar binnen te lopen. Hij stapte achter mij aan naar binnen, waar nog maar een paar mensen rondliepen. Noëlle liep uiteraard druk heen en weer en regelde allemaal dingen waar niemand aan had gedacht. Ze stond in de hoek allerlei details uit te leggen aan een paar jonge cursisten van het HAC.
Ik liep naar links, met de man in mijn kielzog.
“Wat wilde u me laten zien?”
Ik draaide me om. Ik stond voor het lege hoofd van Loes. Het leek op een eierkopje met een gezicht, waar je zo in de leegte kon kijken. Daar zat het verlangen achter niet te denken, niet te hoeven nadenken over alles wat het leven zo moeilijk maakte. Leeg te zijn, open te staan voor alles wat anders was. Een sterk beeld was het. De man stond me aan te kijken. Ik wees naar het schilderij dat nu netjes was neergezet.
“Dit is het.”
“Aha, dit schilderij, Hebt u die gemaakt, meneer?”
“Nee, ik niet, dat is van die mevrouw daar.” Ik wees naar Loes, die rustig een kopje koffie stond te drinken.
Hij keek even naar het Lege Hoofd en zei toen: “Een vrouw als een theekopje, dat is eigenlijk ook een UFO, he?” Hij liep weer verder, met zijn handen achter zijn rug, zijn mond half open, schijnbaar volkomen op zijn gemak. Ik achter hem aan, ik begon hem grappig te vinden.
We kwamen langs de schilderijen van het jaarproject en ik begon op mijn gemak alles uit te leggen. "Kijk dit is een stripverhaal als illustratie bij een Franse tekst. Het is gemaakt door een meisje van dertien en die...”
“Dertien zegt u?”
Ik wist het niet helemaal zeker, maar ik bevestigde het maar.
“Ja, dertien.”
Wat knap zeg, wat ontzettend knap van zo'n jong meisje.”
“Ja, vind u het mooi?”
“Nee, maar dat ze al Frans kan lezen, moeilijke taal meneer, Frans.”
Ik wist nu zeker dat ik met een halve gare te maken had, maar er was nu geen weg terug. Hij stond vriendelijk naar me te kijken
We liepen door de zaal heen, en af en toe vertelde ik nog wat over de schilderijen en hij bleef me vriendelijk aankijken. Toen we alles hadden bekeken begon hij vrolijk opnieuw aan een rondje.
“Wat was dit ook alweer?”
“U hebt dit schilderij al gezien,” zei ik.
“Ja, dat is waar. Het is wel mooi he?”
“Weet u wat,” zei ik. “Kijkt u nog even lekker verder, dan ga ik even met een paar andere mensen praten.
“Is goed,” zei hij.
Ik liep van hem weg naar de zijruimte. Het was tijd voor de eerste powerpointpresentatie. Ik had geprobeerd het commentaar op te nemen zodat ik het alleen maar hoefde af te spelen. Kon ik zelf weer rustig een sigaretje gaan roken. Want net als alle andere rokers krijg ik de kriebels van een ruimte waar het niet mag, dan krijg je juist trek.
De zaal was al vol mensen toen ik binnenkwam en de apparatuur aanzette. Mijn stem kwam met een krakerig geluid uit de luidsprekers. Ik vond het wel authentiek klinken, net als een film uit oude archieven.
Ik wilde net mijn sigaretje gaan roken toen Noëlle binnenkwam.
“Dames en heren, hij doet het veel beter als hij improviseert, dus doe het apparaat maar uit. Robbert, wil je het op je normale manier doen? Gaat veel gezelliger denk ik.”
Zo'n vrouw weiger je natuurlijk niks, dacht ik.
Maar daar ging mijn sigaretje.
Toen de presentatie klaar was, zag ik de man nog steeds rondlopen in de zaal. Hij draaide zijn cirkels door de zaal heen, keek naar alle schilderijen met zijn handen op zijn rug. Alsof hij zeer geïnteresseerd was in wat hij zag. Toen hij mij zag, liep hij naar me toe.
“Heel mooi meneer.”
“Fijn dat u dat vindt.”
“Wat is dat nou, daarboven?” zei hij. Hij wees naar de serie van schilderijen van het Blauwe Paard van Franz Marc.
Ik begon hem uit te leggen dat Franz Marc met zijn schilderijen van dieren de grote kracht van het animale wilde blootleggen. Dat de kleuren gekozen waren om emoties en menselijke houdingen uit te drukken. “De blauwe rivier staat overduidelijk symbool voor de mannelijke seksualiteit," zei ik. Hij luisterde intens naar me. Hij ging rechtop staan en toen hij begon te spreken leek hij een ander mens.
“Omdat zulke blauwe paarden in werkelijkheid niet bestaan, gaat het mij blijkbaar niet om een weergave van die werkelijkheid. Het gaat mij en met mij alle andere expressionisten, om iets anders. Ik gebruik de kleur blauw omdat die kleur de kracht van een paard weergeeft. Door middel van kleur laat ik iets zien van het innerlijk van een paard. Ik vervorm de werkelijkheid om kracht en energie uit te kunnen drukken. Natuurlijk, ik heb met mijn 'Blauwe Paarden' uitdrukking willen geven aan mannelijke seksualiteit, viriliteit en dierlijkheid. In de animale creatuur zie ik de reinheid en het onaanraakbare. Maar dat is geen totale weergave van mijn oeuvre. U doet mij geen recht, meneer.”
“Pardon,” zei ik, terwijl mijn mond open viel. Ik moet er heel dom uitgezien hebben.
“Ja meneer, mijn hele, niet al te omvangrijke oeuvre bestaat uit dergelijke samenklanken van dier en natuur. Toch wilde ik beslist geen werk maken dat bol staat van symboliek. Ik moet constateren dat u dat niet hebt begrepen. U denkt dat ik de innerlijke psychologische gesteldheid van de mens wilde uitdrukken. U fantaseert over de betekenis van blauwe strepen en de verdeling van het oppervlak. Ik ben bezorgd over u. U bent wel heel ver buiten de natuurlijke kosmos komen te staan. Met mijn schilderijen vol harmonieuze samenhang wilde ik mensen in staat te stellen de aansluiting met de kosmos te hervinden.”
“Maar, wie bent u?” zei ik. Ik stond stomverbaasd te kijken. Hij leek een geheel ander mens geworden te zijn. Hij stond rechtop, zijn mond hing niet meer half open en zijn manier van spreken was helemaal normaal geworden..
“Ik ben Franz,” zei hij.
Ik draaide me om Noëlle erbij te halen, om iedereen te vertellen wie ik hier had binnengelaten. Dit was een gebeurtenis van de eerste orde! We zouden zulke mooie gesprekken met hem kunnen voeren, misschien had hij wel nieuw werk geproduceerd! Misschien kon hij ons helpen de geheimen van zijn werk te ontsluieren.
Ik kon Noëlle zo gauw niet vinden in de massa mensen die intussen in de kerkzaal rondliep en ik keerde me weer om naar de man.
De verandering had niet groter kunnen zijn. Daar stond hij weer te staren naar een schilderij, met gebogen schouders, zijn mond half open, als een oude, vermoeide bedelaar. Ik wist meteen dat wie hij ook was, of tegenover mij even geweest was, dat alles nu weer was verdwenen. Alsof heel even zijn verstand en zijn geest zo open waren geweest, zo leeg van binnen, dat de geest van Franz Marc er een rustplaats in had kunnen vinden.
Hij liep naar de voordeur, ik er achter aan. Toen we buiten stonden keek hij tevreden naar de zonnige hemel, het was even droog geworden..
“Lekker weertje meneer, bedankt voor het schuilen en nog veel succes met uw kerk.”
“Open Dag van het HAC! Leeghoofd,” zei ik.

Geen opmerkingen: