maandag 29 december 2008

Gewoon Amsterdam


Fonteyn is een ouderwetse kroeg, een bruin café dat vroeger in heel Amsterdam te vinden was. Het was nog vroeg in de morgen toen hij er binnenkwam. Hij had duidelijk méér gedronken dan de limiet maar slaagde er bijna in om het te verbergen voor het meisje achter de bar. Zo kaarsrecht als hij kon liep hij over een denkbeeldige witte streep van de ingang naar de bar, langs stoelen en tafels waarop nog geen vlucht toeristen was neergestreken.
“Mag ik een biertje,” zei hij.
“Ook goedemorgen,” zei het meisje, “weet u het zeker?”
Hij grijnsde toen hij besefte dat de kaarsrechte streep zijn conditie niet had kunnen verbergen.
“Nog ééntje tegen de kater.”
Het meisje keek hem onzeker aan, maar tapte toch maar een biertje met keurige schuimkraag en zette dat voor hem neer.
“Laat geworden vannacht?”
“Nog niet naar bed geweest,” mompelde hij.
Het pilsje verdween met een geoefende handbeweging.
“Doe er nog maar een,” zei hij.
“Hoor eens,”zei het meisje, “dat was niet de afspraak. Eéntje tegen de kater, oké, maar dan houdt het op. Je kunt nog een kopje koffie van me krijgen en dat is het dan.”
“Ach ja, doe maar, je hebt gewoon gelijk, schatje,” zei de man. Hij was op een andere toon overgegaan, alsof hij begreep hoe formidabel zijn tegenstandster was. Rustig en zelfverzekerd had ze hem op zijn grenzen gewezen. En dat terwijl ze de helft van zijn leeftijd was en nauwelijks de helft van zijn lengte. Met zijn brede nek en zwarte leren jas torende hij massief boven haar uit, zelfs zittend aan de bar.
“Eén koffie,” zei ze, en zette het kopje voor hem neer, met de verpakte suiker en een melkkannetje.
“Wat doe jij?” vroeg de man.
“Ik werk hier,”zei ze.
“Nee, ik bedoel, wat doe je echt? Je bent toch niet alleen barjuffrouw? Studeer je nog?”
“Diergeneeskunde,” zei ze.
“Ik hou van honden” zei hij, niet geheel ter zake.
“Doe jij nog iets?” vroeg ze.
“Ik klus,” zei hij, “timmerman. Ben nu werkloos.”
Hij toonde haar twee verweerde, eeltbultige handen. Hij zei het op een toon alsof het moest verklaren waarom hij hier om een pilsje had gevraagd, om half elf in een kroeg op de Nieuwmarkt.
“Heb je een vriendje?”
“Wel vier, maar dat gaat jou niks aan.”
“Heb je het al eens gedaan met een ervaren man?” Hij grijnsde, boog zich zo ver hij kon over de bar.
“Ik ben oké hoor, maak je over mij maar geen zorgen.”
Plotseling deed hij met zijn rechterhand een greep naar het lange haar van de blonde. Het meisje deinsde terug. Gelukkig was hij niet snel meer.
“Hé. Je houdt je wel in hè?”
De man dronk van zijn koffie alsof er niets gebeurd was. Juist op dat moment ging de deur open en kwamen er anderen het café binnen. Twee mannen van in de dertig gingen aan een tafeltje zitten en een vrouw van middelbare leeftijd ging bij het raam zitten.
De man aan de bar zette zijn kopje voor zich neer, haalde een tientje te voorschijn en gooide dat over de bar heen.
“Je wordt beleefd bedankt,” zei hij en grijnsde naar haar.
Hij wankelde door de kroeg heen zonder nog aan zijn witte streep te denken. Ladderzat, dacht het meisje. Door het raam zag ze hem naar de overkant lopen, naar het volgende café dat die ochtend net openging. Klaar voor zijn volgende avontuur.
Het werd drie maal koffie en het meisje bracht snel de kopjes naar de tafeltjes.
Ze stond net weer achter de bar, toen de man opnieuw binnenkwam. Nu bleef hij staan bij de deuropening. “Jij vuile extremist,” schreeuwde hij. “Moslimhoer. Hoe haal je het in je botte kop om mij geen pils te schenken als ik je daarom vraag. Ben jij mijn moeder? Bastaard! Vreetvarken! Dorpeling! Provinciale kuttekop!”
Na deze retorische prestatie draaide hij zich om en maakte zich snel uit de voeten, nagestaard door vier paar ogen.
“Nou, nou, nou,” zei de oudere vrouw bij het raam. “Die heeft lef.”
“Werkloze timmerman,” zei het meisje verveeld, alsof dat alles kon verklaren. “Niks bijzonders. Gewoon Amsterdam.”

Geen opmerkingen: