Ik was al twaalf jaar oud, of pas. Normaal gesproken zou ik over dergelijke dingen niet hebben nagedacht. Ik was opgegroeid in een seculier gezin, met vluchtige sporen van gelovigheid. Maar op mijn elfde had ik de Bijbel ontdekt als een Spannend Boek. Dat was een tekst die niet onmiddellijk betekende wat er stond. Die tekst moest worden uitgelegd, in verband gebracht met andere teksten, via een soms complexe procedure worden gelezen. Voor mijn ontwakende intellect was dat een uitdaging en een zeer bevredigende hobby. Want voetballen of worstelen, daar was ik niet erg goed in.
De Bijbel dus. Eerst in gesprekken met Jehova's Getuigen die met mijn moeder de Wachttoren wilden lezen en in mij wel een aardige jonge bekeerling zagen. Maar toen vooral met "Broeder Post", de man van de Bijbelkiosk in Amsterdam-Oost, die bij de Vergadering van Gelovigen hoorde.
Ik werd daar niet meteen uiterst gelovig van, maar een jaar later was mijn bekering - een klassieke in de trant van: O God wees mij arme zondaar genadig en dat alles - en dan doop, aanvraag avondmaal etc. al een feit.
En toen begon ik Nietzsche te lezen.
Zijn verhaal over de "dood van God" in Zarathustra bij voorbeeld. En even later de postume teksten uit de "Wil tot Macht." Dat waren ook teksten die je moest uitleggen, in verband brengen met andere teksten, kortom hier lag opnieuw een groots terrein voor mijn uitleg-hobby gereed. Maar nu kwam daar nog iets bij, want al die teksten waren "Teksten", d.w.z. canoniek. Heilig, geheimzinnig en betrouwbaar. In wat anderen gedacht hadden, lag de sleutel van het leven. En als de Teksten elkaar tegenspraken was er werk voor mij te doen. Er moest dan een Beslissing vallen. Nietzsche lezen was dus de aanleiding voor een kleine existentiële crisis.
Want toen ik net begon te geloven, dat "het is de Heer die zowel als het werken in ulieden werkt," en God dus zelf het geloof in Christus in mensen opwekt, kwam Nietzsche mij vertellen hoe dat eigenlijk werkte. Zo had de Meester van het Wantrouwen het bedacht:
De nog onbeschaafde mens gelooft dat de Toorn de oorzaak is van het feit dat hij kwaad is, de Geest de oorzaak dat hij denkt en de ziel de oorzaak dat hij gevoelens heeft, zo heeft de mens op een nog naïever niveau de neiging om bepaalde verschijnselen te verklaren met gebruik van persoonlijke wezens. Zo is het met een Christen, de meest naïeve en onbeschaafde mens van deze tijd, die de hoop, de rust en het gevoel van verlossing herleidt op een psychologische inspiratie van God.
In de psychologische vorming van een beeld van God wordt een toestand omgebouwd tot een werking van een persoonlijke oorzaak.
Een persoonlijk gevoel van macht bij voorbeeld maakt dat iemand twijfelt aan zichzelf. Hij heeft de moed niet zichzelf als oorzaak te zien van dit gevoel. En dan postuleert hij een sterkere persoonlijkheid, een godheid, om dit gevoel te verklaren.
De oorsprong van de religie is in de extreme gevoelens van macht te zoeken.
Exit geloof.
Nietzsche was nu mijn god. Wil tot macht, omkering van alle waarden, de Méér-dan-Mens, de ontmaskering van de "burgerlijke" moraal etc, etc. In plaats van geloof oefende ik mijn kritische wantrouwen. Nietzsche, zelf schrijver van behoorlijk Bijbels proza in zijn Zarathustra, werd de nieuwe Bijbel. En de vrienden die samen met mij aan filosofie deden - Pieter de Bruyn-Kops, Frans Jeursen, Arnout Augusteijn, Willem Perreyn, Alfred Denker, Arie-Jan van der Bom, David-Jan Donner - vormden de Nieuwe Gemeente.
Maar toen begon ik Karl Barth te lezen.
Ik vereenvoudig het nu, behoorlijk, moet ook wel. Ik las nog wel meer, maar hier kwam het toch op neer. Karl Barth, eerst in samenvatting en toen, voor een paar honderd gulden aangeschaft van mijn eerste salaris als nachtportier, de grote Kirchliche Dogmatik.
Zijn tekst over de drievoudige manier waarop het Woord van God werkt: als geschreven tekst, als verkondiging in de Kerk en als Jezus Christus zelf. En zijn teksten over de relatie van Openbaring en Ervaring. Tegengesteld aan Nietzsche dus.
Opnieuw een revolutie, maar geen eenvoudig herstel van mijn Vergaderingsgeloof. Eigenlijk kwam de gelo-vigheid niet terug, want die was bij Barth ook niet te vinden. Het kwam niet aan op mijn geloof. En redelijkheid, rationaliteit was niet in strijd met het evangelie. In tegendeel! Voeg daar nog de studie Hebreeuws bij en enkele jaren theologie en toen was de synthese bereikt. Een geloof zonder gelovigheid en een filosofie zonder atheïstisch vooroordeel.
Nu ging het opnieuw over de Tekst en zijn uitleg, maar zonder de vooroordelen en de subjectieve drang van de gelovigheid. Wat staat er nu echt? Wat wil die oude Tekst met ons? In Barths teksten voel je de crisis, de confrontatie van heel onze moderne cultuur met die veel oudere - primitieve? ja, mythische? ja - die ons toch iets te zeggen heeft omdat wij de volle waarheid ook niet hebben. De Bijbel is een middel tegen onze arrogantie, een kritische tegenstem die niet mag verstommen omdat we ons anders in onze verwaandheid opsluiten.
Waar ik nu sta, een slordige veertig jaar nadat ik als pre-puber de Bijbelkiosk binnenhuppelde, is dan ook moeilijk te omschrijven.
Eigenlijk ben ik niet gelovig, en mijn temperament dwingt me eerder een filosoof dan een theoloog te zijn. Maar ik kan de verhalen over het oude Israël en Jezus van Nazareth ook niet zomaar loslaten. Ze zeggen me soms meer dan de moderne literatuur of de canonieke filosofen.
Maar misschien heeft Nietzsche ondanks alles toch gelijk:
Onder zieken is het gevoel van gezondheid al voldoende om aan God, aan de nabijheid van God te geloven.
Misschien is geloof in God inderdaad een ziekte.
Die is bij mij dan ongeneeslijk gebleken.
2009 © R.A. Veen
1 opmerking:
Hej Robbert!
Het verstand, het 'redelijke denken' is eigenlijk een raar ding!
Je verstand moet voortdurend uitgedaagd worden en net als je denkt achterover te kunnen leunen in nieuw gevonden geruststellende waarheden werpt dat verstand zich op je als een tijger die zijn prooi behoedzaam is genaderd en hem zijn wil opleggen wil. Soms kan die twijfel je vooruit helpen, kom je tot een dialectische oplossing, maar andere keren loop je vast in de drek der wanhoop en rest je alleen nog het gebed tot Hem die je op deze aardkloot neergeplant heeft. Maar dikwijls, als je verstand zijn nederlaag zijn nederlaag ruiterlijk toegeeft en als God zich over jou, ondanks alles, weer ontfermt, dan is er vrede.
Een reactie posten