Heel, heel lang geleden, was ik 10 jaar oud en mijn zusje was zeven.
Ik voelde me wel heel groot, want ik mocht van mijn moeder met de tram naar Oma. Samen met mijn zusje.
Oma woonde in het westen van Amsterdam en wij woonden in het oosten. Dus moesten wij met de tram (even voor iedereen, een tram, dat is een treintje voor in de stad) eerst naar het Centraal Station, en dan overstappen op lijn 13, en die bracht ons dan naar Oma.
Zonder problemen kwamen we bij Oma aan, speelden daar in de tuin, aten daar gezellig, - rode kool met appeltjes - en gingen na het eten weer op de tram naar het Station.
Maar toen ging het mis.
Het was al een beetje donker, toen we op het station stonden te wachten op lijn 9, die ons weer thuis zou brengen.
Toen hoorde ik een stem uit de luidsprekers komen. "Mededeling voor reizigers voor lijn 9 met bestemming Watergraafsmeer. De volgende tram die stopt zal rijden op het spoor van lijn 9, richting Oost."
Ik keek om me heen, en daar zag ik een tram stoppen. Nummer 24 stond erop. Maar dat was de volgende tram die stopte. Ik keek nog eens om me heen, maar ja, dit was dus de tram die op het spoor van lijn 9 zou rijden.
We staken het station over en stapten in de tram. Ik vroeg nog even aan de conducteur die ons kaartje stempelde: "Rijdt deze tram op het spoor van lijn 9."De man lette niet echt op, maar bromde iets van 'jaja', en toen gingen we gerust zitten.
Buiten was het helemaal donker geworden, het was al na 7 uur, en we zagen eerst allemaal bekende straten voorbijkomen. Maar toen ging de tram opeens rechtsaf, waar ik gedacht had dat we naar links moesten gaan.
En de straten zagen er steeds minder bekend uit.
Ik werd nu wel een beetje bang, maar ik wilde mijn zusje van zeven niet ongerust maken. Dus ik zei maar niks.
Maar toen ik langs een park kwam dat ik nog nooit eerder gezien had, kon ik het niet meer houden. Ik liep naar de conducteur en vroeg: "Deze tram rijdt toch op het spoor van lijn 9?" De man keek me verbaasd aan. "Lijn 9? Welnee, dit is lijn 24, richting Zuid."
Ohje, ohwee, dacht ik.
"Maar wij moeten naar Oost", zei ik, "dan zitten we verkeerd."
"Dan moet je de tram terug nemen," zei hij, "en dan overstappen op het Roelof Hart plein en dan de 9 of de 3 nemen."
Ohwee, ohwee.
We stapten bij de volgende halte uit, en nu had mijn zusje wel in de gaten dat er iets aan de hand was. Ze kneep heel hard in mijn handen.
We staken over naar de andere kant van de halte en stapten in toen lijn 24 kwam, de weg terug. Ik wilde meteen doorlopen, maar de conducteur riep me terug.
"Kaartje alsjeblieft," zei hij.
Ik liet mijn kaartje zien. "Die is verlopen," zei hij. "Een nieuw kaartje kost 1 gulden 20."
Oh wee.
Ik pakte mijn portemonnaie waar wat losse centen en stuivers in zaten en stortte dat voor hem leeg.
"Maar we hebben de negen gemist en nu moeten we terug naar huis, en op het station werd gezegd dat de volgende tram de goede zou zijn, maar dat was niet waar, en die andere man zei van wel en nu komen we niet meer thuis en het is al donker,' zei ik heel snel, een beetje snikkend.
De conducteur keek naar het kleine hoopje stuivers en centen, en toen weer naar mij, aarzelde even, en gaf me toen een nieuw kaartje, met twee stempeltjes.
Wij gingen weer zitten. Mijn zusje kroop op mijn schoot. En hield me heel hard vast aan mijn nek.
Maar gelukkig, we zagen nu steeds meer bekende straten, stapten over op de 3 en kwamen zo om 9 uur 's avonds, na een tocht van bijna 2 uur, weer thuis.
En die slordige mevrouw van het station, die vergat te zeggen dat die andere tram ook op de halte van lijn 9 zou aankomen, heeft nooit geweten dat ze daardoor twee kinderen liet verdwalen.
En die ongeinteresseerde conducteur, die 'ja ja' bromde en niet naar me luisterde in de tram, heeft er wel een beetje spijt van gehad.
Maar die aardige conducteur, die een kaartje verkocht voor een paar stuivers, heeft wel geweten dat hij me geholpen heeft. Hij heeft naar me omgezien.
En elk jaar, als mijn zusje jarig is, zeggen wij tegen elkaar: "Weet je nog, van lijn 9?"
Ja, dat weet ik nog. Ik ben weleens vaker verdwaald geweest in mijn leven, maar het is nog nooit zo spannend en eng geweest als die eerste keer.
Je kunt niet altijd afgaan op wat mensen zeggen, soms zeggen mensen domme dingen en sommige mensen maken fouten zonder dat ze het beseffen. Maar uiteindelijk kom je altijd wel weer thuis.
Want mijn moeder zei dat ze voor ons gebeden had. "Heere God, geef dat ze niet verdwalen, dat ze niet bang zijn, en dat ze weer veilig thuis mogen komen, wilt u hen beschermen.' Dat had ze gebeden.
En haar gebed werd verhoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten