zaterdag 20 maart 2010

De derde toestand als weg naar verzoening

Amos Oz Wikipedia
Amos Oz

Amos Oz: de derde toestand – notities bij een roman

Vanuit een puur psychologisch gezichtspunt uit bezien, gaat deze roman van Amos Oz over menselijke emoties die voor een ieder wel te herkennen zijn. Maar dan wordt de pointe van de roman gemist. Het is een symbolische benadering van het conflict tussen Israël en de Palestijnen en een onderzoek naar een weg van ware verzoening.
Efraïm, kortweg Fima, is een 54-jarige Israëliër, die alles veel en veel beter weet dan de regering, er eindeloze tirades tegen af kan steken en  graag woest tekeergaat tegen elk onrecht waar ook ter wereld.  Een onmogelijke man, die aan zware depressiviteit lijdt maar  ook uiterst behulpzaam is, trekt zich het lot van de Palestijnen aan. Maar valt ook steeds voor de verleiding van vrouwen met wie hij een nu eens tedere en dan weer heftige relatie onderhoudt.

THEMA

"Vijf nachten voor de ramp" is het begin van de roman, en de ramp die vijf nachten later inderdaad plaatsvindt, is de dood van Fima (Efraïms) vader. Het onderwerp is dus het verlies van de vader - die staat voor een hele generatie - en het effect op de volgende generatie - door Fima gerepresenteerd. De roman laat voortdurend zien dat het op een symbolisch niveau wil worden gelezen.
De titel draagt ook bij aan het ontcijferen van het thema. Wat betekent "de derde toestand"?
Op allerlei manieren wordt die derde toestand beschreven. Het is in ieder geval een derde optie" naast de tegenstelling tussen Fima en zijn vader, de twee generaties van na de oorlog. De overlevers van die oorlog nemen tegenover de Palestijnen een heel andere houding aan dan degenen die na de oorlog opgroeiden binnen de staat Israël. De tegenstelling tussen vader en zoon is niet goed te overbruggen. In hoofdstuk 8 vindt dat gesprek plaats en in hoofdstuk 9 droomt Fima van iemand uit de toekomst die de vicieuze cirkel wil verbreken en eindelijk een goed compromis met de Palestijnen en zelfs een verzoening tot stand brengt.
Het lijkt mij dat beide generaties falen in deze roman. De zoon kiest een leven dat gekenmerkt wordt als "leven zonder verstand en sterven zonder lust." Hij is depressief en een fantast, die in de marge van het leven belandt en tot werkelijke relaties niet in staat is. Zoals vaker bij Oz, is de verwijzing naar het disfunctionele gezinsleven van Fima een verwijzing naar een falende Israëlische samenleving.
Vanuit de vader gezien is Fima een teleurstellende, "Europese pacifist" die niet trouw is aan het volk Israël. (Volgens Fima is Israël geen volk, maar een stam, dus een etnische groep die zich alleen met geweld overeind houdt en niet bij machte is anderen in zich op te nemen. (Hfst 20)
De vader wordt gekenmerkt als een radicale Zionist die door zijn onverzoenlijke opstelling de vicieuze cirkel van het geweld niet weet te verbreken. In het boek is het vooral de taal van de vader die zo keurig aansluit bij de (reclame-)taal van de officiële media, waarin de dood van een Arabische jongen wordt vergoelijkt (hfst 3) en het conflict uitsluitend wordt benaderd vanuit de partijdigheid van de overlevers. Ook de taxichauffeur die twee keer in beeld komt (in hfst 25 is hij op zijn best), vertegenwoordigt die generatie. Patstelling dus. Er is iets anders nodig, waardoor het mogelijk wordt het conflict te reduceren tot wat het eigenlijk is: "een conflict over bouwgrond"
De "derde toestand" wordt nu nader omschreven. Het is:
  • de houding die zegt: "alles is het probleem van ons allemaal." (Hfst. 13)
  • het is een houding waarin verstand en intuïtie samenkomen
  • een andere intellectuele houding die steeds de vraag stelt: in welk opzicht? In welk verband is iets waar? (hfst 28)
  • een mythe die wordt waargemaakt, zoals Atlantis (hfst 30)
Samenvattend kunnen we zeggen dat het thema van het boek is:


Alleen een "derde" weg leidt tot duurzame vrede. 

Of, iets uitgebreider:
De patstelling tussen twee perspectieven op het conflict met de Palestijnen kan alleen worden overwonnen doordat een nieuwe generatie een "derde optie" introduceert die een werkelijke politieke verzoening tussen Israël en zijn Arabische bevolking brengt.

Structuur en stijl

De roman heeft een duidelijke structuur, en is netjes in vijf delen van ongeveer dezelfde lengte te verdelen. Steeds vinden we een droom aan het begin van een serie van ongeveer 4 à 5 hoofdstukken die samen een deel van het verhaal dragen.
In de verhaalklok die we vaker gebruikt hebben kun je het verhaal fraai indelen.

Eerste kwadrant: introductie van personen en conflict, Hfst 1 - 6.
Tweede kwadrant: de helpers en tegenstanders voor de reis, hfst 7 - 11.
Derde kwadrant: het begin van de reis en de conflicten, hfst 12-25.
Vierde kwadrant: de oplossing van het conflict, hfst 26-30.
Het zijn vooral de dromen die heel duidelijk als intro tot een bepaald gedeelte worden gebruikt. Het zijn vijf nachten tot aan de ramp.

De roman kan dus ook in vijf delen worden verdeeld.

Dinsdag:
A. Carla-droom - introductie Fima, Tamar, Ted, Carla, en de Arabische jongen. 1/6

Woensdag
B. Oorlogsdroom - gesprek met de vader over het conflict met de Palestijnen 7/11

Donderdag
C. Moederdroom - "wortel van het kwaad", de Arabische hond 12-18

Vrijdag
D. Kloosterdroom - "verdwaald zijn wij", conflict als seksueel neergezet 19/25

Zaterdag
E. Carla-droom - de dood van de vader, "derde toestand" en de vernieuwing van Fima.

De boodschap

Tja. En wat nemen wij hiervan mee?
Ook dit keer spraken wij maar weinig over de boodschap van het verhaal, omdat de roman zo duidelijk over de politieke mentaliteit in Israël handelt. Het idee van een derde toestand" kan wel aanspreken, als we het in verband brengen met de Nederlandse situatie waarin een groeiende groep moslims moet integreren. Wanneer we aandringen op een assimilatie, dan gedragen we ons als een etnische groep, als een stam. Als we alles op zijn beloop laten, geven we ons passief over aan de "natuurlijke" ontwikkeling die ongetwijfeld gewelddadige kanten zal hebben. Met dwang integreren of je eigenheid in een getto moeten verbergen zijn echter geen goede opties.
De integratie van moslims in Nederland vergt - als we Oz mogen geloven - een "derde optie". We hebben een ideaalbeeld nodig van een vrije Nederlandse samenleving, waarin echter de bijdrage van moslims niet gemarginaliseerd wordt. Iets soortgelijks is in Nederland al gebeurd bij de aankomst van Spaanse en Portugese joden in Amsterdam. Hun integratie verliep destijds minder stroef dan die van moslims, maar de geschiedenis is dan ook een andere. Moslims kwamen doorgaans als gastarbeider in ons land toen onze economie dat nodig had.
Natuurlijk is er ook een duidelijk verschil: er is in Nederland geen sprake van '"nieuwe Nederlanders" die zich als "overlevers" opstellen en menen dat ze de nederlandse identiteit in pacht hebben. Maar sommige van Oz' ideeën blijken toch merkwaardig actueel te zijn.

Robbert Veen
www.robbertveen.com

Foto: Amos Oz - Fotografie von Shannon - München, Literaturhaus, 7. November 2004

Tekst: © 2010, Robbert Veen

donderdag 4 maart 2010

Ernst Macke Man with Pipe on Huizer Art Center

Nieuwe film over het Huizer Art Center. Man met de pijp van Ernst Macke was het uitgangspunt van een reeks bewerkingen. aanleiding weer voor mij om eens te kijken hoeveel klassiek-moderne schilderijen een pijproker afbeelden.

zaterdag 27 februari 2010

GUIDE TO COLD READING TECHNIQUES Pt.1

woensdag 10 februari 2010

De missie van de human-resources-manager

Wat is het thema van dit boek?

Het thema van een boek is het onderwerp PLUS wat de schrijver erover wilde zeggen, kort samengevat en gebaseerd op de tekst.
Soms ligt dit thema aan de oppervlakte van het verhaal, maar soms - zoals vaak bij Amos Oz en Yehoshua - ligt het als realiteit "achter" het verhaal, of lijkt het maar een subthema te zijn.

Het is dus niet hetzelfde als de "kern van het verhaal", of de "boodschap die ik erin zag", of iets van die aard. Als je antwoord zoekt op deze vraag hoort de tekst er dus bij. De tekst heeft altijd het laatste woord!

Het thema is dus ook niet, wat de uitgever op de achterflap heeft gezet: "het groeiende gebrek aan menselijke saamhorigheid in de samenleving." Dat is wel pakkend voor Nederlandse lezers die aan de verwijzingen naar Israel geen boodschap hebben, en het drukt wel de inhoud van het eerste deel uit. Maar het negeert wat er in de twee andere delen van deze "passie" eigenlijk gebeurt.

Ook het eind van de flaptekst: "de verbeten stellingname" van de hoofdpersoon, onthult niet echt wat Yehoshua met dit boek wilde zeggen. Flapteksten willen graag aansluiting zoeken bij de algemene verwachting van lezers maar zijn daarom nog niet geschikt om vast te stellen wat het thema is.

Een aantal zaken rondom het thema zijn natuurlijk ook uit het verhaal als geheel te begrijpen. Zoals dat in de achterflap-tekst ook gedaan is. Ik noteerde van jullie:

- vervreemding tussen mensen
- Harteloosheid van bedrijven, mensen worden naamloos en nummers
- Je moet beslissingen nemen in je leven
- Hoe kom je van je schuld af (in verband met de fabriekseigenaar/oude man.)

Als we naar de tekst zelf kijken, komt er toch iets anders tevoorschijn. Hoe geeft Yehoshua zelf het thema aan?
Eén van de mogelijkheden is, te kijken naar het begin en het einde van het verhaal. Het begint met een verwijzing naar de ontmoeting met de moeder van Julia Agajev, en die ontmoeting staat bijna aan het eind opgetekend (p. 248). Die ontmoeting met de oude vrouw is een sleutelgebeurtenis. Daarna vraagt de manager zich af of hij geen fout heeft gemaakt (p. 251) en dan eindigt het boek met het telefoongesprek met de fabriekseigenaar waaruit blijkt dat de manager het lijk van Julia wil meenemen naar Jeruzalem om haar daar te begraven. Termen als "het sleetse Jeruzalem", dat zijn "glans aan betekenis" moet terugvinden werken als een aanwijzing voor het doel van het boek.
Het thema kun je dan ook zo omschrijven:

- Hoe krijgt Jeruzalem zijn oude glans en betekenis weer terug?
- Wanneer we het weer leren zien als een symbool van hoop en leven, en niet alleen als "onze" plek waar we bedreigd worden door alle niet-joden.

Dat Julia bij Jeruzalem hoort omdat ze er zelf wilde wonen (wat ze met de dood bekopen moest) wordt dan omgevormd tot een teken van hoop. Ook mooi geformuleerd: er is iets in Jeruzalem dat háár toebehoorde. En de deportatie van het lijk van Jeruzalem naar Siberië is een voorbeeld van de oude Zionistische denkwijze: Jeruzalem is alleen voor joden. Een Israëli kan alleen maar een jood zijn. (Terwijl er vele moslims in Israel wonen en velen uit Rusland die op een andere manier bij Israel horen.)
Kortom: Jeruzalem is de plaats waar iedereen moet kunnen wonen en wie er woont (en leeft en sterft) is waarlijk Israëli. M.a.w. een jood in New York mag zich nog zo verbonden voelen met Israel, maar hij is in geen enkele zin een Israëli, een uitspraak waar Yehoshua nogal veel negatieve reacties mee opriep.

Meer over dit boek is te vinden op:
http://www.robbertveen.com/joodse-literastuur.php

zaterdag 30 januari 2010

Karin studeert weer.

Karin studeert weer.
Ik vind dat een topidee want om te beginnen is studeren een prettige bezigheid die je zolang mogelijk moet zien te rekken want iets leukers dan kennis en inzicht verwerven bestaat er gewoon niet. Leren is leven, zeg ik dan ook altijd. En bovendien komt er dan een soort evenwicht in je leven, want alleen werken is niet goed.
Belt ze op, gisteren, met een vraag voor mammie. Mammie Noëlle was echter bedrijvig aan de telefoon en of ze even kon wachten.
“Ik kan het ook aan jou vragen”, zei ze.
Dat is lief, want officieel ben ik niks van haar en toch mag ik meepraten.
“Ik heb hier een paar vragen over de manier waarop andere mensen tegen mij aankijken. Die kun je vast wel even voor me beantwoorden.”
Dat hing er natuurlijk van af. Als het gaat om kennis die je in dertig jaar moet verzamelen, van je kind of echtgenoot of buurvrouw, door veel met elkaar mee te maken en eindeloze gesprekken te voeren dan zit ik verkeerd. Ik ken Karin nog maar 5 jaar, zie haar zo af en toe, en we hebben weleens gesprekjes maar het is natuurlijk niet te vergelijken met de kennis die je hebt van je eigen vlees en bloed. Ik ben het soort “oom” dat je vroeger in Amsterdam meemaakte, de vriend van de familie die vertrouwd raakt met de kinderen in het gezin en dan als eretitel met “ome Rob” zou worden aangeduid.
“Ome Rob zal kijken wat hij voor je kan doen,” grapte ik op zijn Amsterdams.
“Wel serieus blijven, ja?” hoorde ik meteen. Je hoort meteen dat zij uit Huizen komt, waar het leven met grotere ernst wordt geconsumeerd.
Ik verschoof mijn stemming van “lollig” naar “zakelijk” en zei: “Uiteraard, kom op maar met die vragen.” Want daar zit ik niet mee. Je kunt me krijgen zoals je wilt. Even dan.
“Vraag 1, wat is mijn beste eigenschap?”
Dat is een valkuil. Er zijn drie mogelijkheden met een valkuil: men weet die te vermijden, men valt erin, of hij blijkt ondiep te zijn. Als de betrokkene het antwoord ook al denkt te weten, moet jouw antwoord wel kloppen, anders denkt ze nog dat je haar (a ) in de maling neemt of (b ) niet goed genoeg kent. Ik was tot ernst aangespoord zodat ik besloot om er met vol gewicht in te gaan.
Ik gaf haar dus een eerlijk antwoord. En wat ik zei, dat kan ik u niet vertellen in dit blogje, want dat gaat u niet aan, zeker niet als u Karin niet kent. Trouwens als u haar wel kent, dan weet u het antwoord al. Want er is één eigenschap die er werkelijk uitspringt en iedereen ook onmiddellijk voor haar inneemt. Dat hebben sommige mensen: net die éne karaktertrek die je bij blijft en als er iets raars gebeurt dan denk je daaraan en dan is het toch oké. Het is dat ik hier niet over kan uitweiden, want anders zou er nog veel meer gezegd kunnen worden.
“Kijk, daar heb ik wat aan,” was het antwoord. “Dat kan ik opschrijven.”
Het was even stil terwijl ik tevreden om me heen keek. Ik hoorde de stem van Noelle in de keuken. Telefoon, tijdens het eitje bakken. Die had de hele dag al niet stil gestaan. Elke keer was ze naar beneden gekomen met een pagina vol notities over prijzen, leveringsafspraken, technische aanwijzingen voor transport of verpakking. Of ik het nog even wil doorrekenen.
Eigenlijk wordt er de hele dag gewerkt in een Bedrijf. Het privé-leven moet tussen de bedrijven door en dat laatste bedoel ik letterlijk. Ik heb altijd gedacht dat de Ondernemer ’s morgens vroeg om negen uur begint, om 12.30 een koffiepauze neemt met een broodje kaas en dan fluitend om vijf uur weer naar huis fietst. Als dan de deur in het slot is gevallen is het Klaar (K ) en bovendien is er geen telefoon meer thuis waarop klanten en leveranciers de Ondernemer weten te bereiken. Die zit dan bij zijn gezin en Rust Uit (RU=0,4 Fte) na een dag Vol Werk (VW=0,5 Fte). Voor Slapen (S ) blijft dan slechts 0,1 Fte over want enige bezetenheid (BH) mogen we de ondernemer niet ontzeggen natuurlijk.
Het lijkt vanzelfsprekend dat de formule voor een geslaagd leven dan moet luiden: VW plus RU plus BH plus S is niet groter dan 1,0 Fte (=K). Ik noem dat persoonlijk de Constante van Veen, maar het experimentele bewijs moet ik toegeven is nog niet geleverd. Niet bij mij thuis tenminste. Het VW ligt hier ongeveer bij 2,7 Fte – het zogenaamde “Meerdere Levens Tegelijk” model - en RU kon hier de laatste maanden niet worden gemeten.
“Vraag twee… Waar zou ik meer aan moeten werken?”
Het antwoord kwam spontaan. “Dat je meer rust neemt en je niet over de kop werkt.”
“Nee, even serieus.”
“Ik ben serieus. Je moet in het leven niet te hard werken, en ook niet te hard studeren. Voor je het weet is het voorbij en dan heb je niet voldoende genoten van al het moois wat het leven te bieden heeft.”
“Zit je me nu in de maling te nemen?”
“Lieverd, ik zou niet durven. Je stelt een serieuze vraag en je krijgt een serieus antwoord.”
En toen klonk ze net als haar moeder: “Nou, ik zal het noteren, maar ik vind het helemaal niks. Een mens moet gewoon zijn werk doen en niet zeuren.”
“Maar, alleen maar werken is toch niet goed? Dat is een hele slechte eigenschap!”
“En wat vindt Mammie daarvan?”
Daarom weet ik nu, dat ik de Constante van Veen dringend moet gaan bijwerken. Ik ga er ieder geval in verwerken dat Bedrijvigheid erfelijk is (BE ). Van moeder op dochter (MD ).
Toen kwam al weer de volgende vraag, terwijl uit de keuken nog wat gelach klonk. Sommige Bedrijven zijn namelijk gezellig. Vooral die uit Brabant.
De hele lijst hebben we afgewerkt. Tot de laatste vraag kwam en toen was Mammie Noëlle al weer even terug van het DPW telefoongesprek dat ze met een drukker, verzender, vertegenwoordiger uit de hel – zie vorige blog – of ander Bedrijf had moeten voeren.
Tevreden gaf ik de telefoon aan haar over.
“Het is Karin,” zei ik. “Ze wil weten wat haar slechtste eigenschap is.”
Net op tijd.