Mijn grootvader kwam in een verzorgingstehuis terecht na zijn voorlaatste hartaanval, vlak na zijn 81e verjaardag. Samen met mijn grootmoeder bezocht ik hem daar, toen Joram net geboren was. Ik had een foto van hem meegenomen, maar opa had al geen zin meer om ernaar te kijken. 'Ja, ja, mooi, mmm.' Hij mompelde nog wat.
'Dat is je kleinzoon,' schreeuwde mijn grootmoeder. Anderen in de koffiezaal keken op van haar harde stem.
'Hij is er niet meer bij,' zei ze. 'Het was vroeger een stevige man, maar er is nu niets meer van over.'
Is er een leeftijd dat de liefde wijkt of verandert ze alleen van kleur, wordt ze valer en onzichtbaar voor jongere ogen? Ze waren meer dan zestig jaar bij elkaar. Ik had nog meegemaakt dat ze 'pappeke' tegen hem zei zodat hij moest grinniken en rood aanliep. Of dat hij haar in de keuken nog even tegen zich aantrok en haar een kusje in de nek gaf. 'Ouwe snoeperd' lachte ze dan.
Maar ik weet ook dat als hij voetbal wilde kijken, zij vroeg naar bed ging, want dat vond ze vreselijk. Hij kon geweldig meeleven in dat spel terwijl zij het haatte. Of dat ze hem in het openbaar te kijk zette door te roepen: 'Kom op, oude man, je kunt wel even doorlopen.' Hun leven draaide nu al lange tijd om de kwalen die ze hadden, de kanker van oma die met chemokuur tijdelijk tot staan was gebracht en de hartaanvallen van opa die hem hier hadden gebracht.
Ik keek naar hem. Hij keek naar de tafel en de kop koffie voor hem. De altijd zo vertrouwde pijp en het blikje pijptabak waaruit hij altijd kruimels liet vallen, waren natuurlijk om gezondheidsredenen weggehaald. Dat op zich was al een begin van het sterven voor hem geweest. Hij leek vanmiddag vastbesloten om zich terug te trekken van iedereen want ik zag dat hij wel alert was. Elke keer als mijn oma sprak keek hij verschrikt en hield zich dan weer in.
'Hij is nog maar een schim. Kijk nou toch eens hoe uitgemergeld hij is. Krijg je wel genoeg te eten?'
Hij reageerde niet.
Zij, schreeuwend: 'Krijg je wel genoeg te eten?'
'Hij is toch niet doof, oma.'
'Nou, reageren doet hij anders niet.'
Ik kreeg plotseling spijt van een incident. Opa speelde geen spelletjes, behalve schaken. Maar daar was hij niet erg goed in. Hij slaagde er ook steeds weer in om zijn dame nutteloos te offeren, wat hij altijd afdeed met de woorden: 'als je de dame kwijt bent, hoef je ook niet meer voor haar te zorgen.' Toen ik zes jaar oud was, kon hij nog wel winnen. Maar ook later wilde hij nog weleens met me schaken en dan was het voor hem een pijnlijk moment als er schaakmat geroepen werd.
Bij elke zet werd een korte strijdkreet geuit.
'Dan ga ik je nu echt te pakken nemen.'
Maar nu verlies jij je dame, dacht ik dan.
'Nu kun je geen kant meer op.'
Maar je paard staat ongedekt.
'Zo, zo, jij denkt dat je nog kunt ontsnappen, hè?'
Wat? Je valt me niet eens aan en je staat schaak.
Toen we weer eens speelden, na een onderbreking van jaren waarin ik hem nauwelijks gezien had, zette hij zijn witte loper op een zwart veld.
'Dat mag niet, opa,' zei ik.
'Dat mag wel,' zei hij. 'Loper gaat schuin.'
'Ja, maar niet van een wit veld naar een zwart veld.'
'Zit hij weer vals te spelen! Hou hem maar in de gaten, Ruben, hij is een schuinsmarcheerder.'
Opa werd rood tot aan zijn oren, maar zei niets. Hij rechtte zijn rug en leunde naar achteren op de bank. Hij keek niet meer naar het spel. Terwijl hij zweeg deed ik de stukken in de doos.
'Spelen jullie niet meer?' vroeg oma.
'Het is remise,' zei ik.
Maar ook daar werd hij niet gelukkig van.
Ik keek weer naar opa, zag de aftakeling in zijn gezicht maar ook de koppigheid waarmee hij tegenover zijn vrouw wilde zwijgen. Het ging niet om mij begreep ik, maar om haar.
Toen ze even weg was om een verpleger te spreken, zei ik tegen hem: 'Zou u liever weer naar huis willen? Ze zeggen dat het misschien nog kan.'
Hij keek me aan. 'Met haar? Ik moet er niet aan denken. Ik zit hier goed.' Oma kwam snel terug en meer heeft hij niet gezegd die middag.
Iedereen stond om zijn bed heen, toen hij stierf. Mijn broer zag dat hij er niet meer was en sloot hem de ogen. Ik drukte een kus op zijn voorhoofd en prevelde wat ten afscheid. De ogen van mijn grootvader stonden hard en boos toen hij stierf. Hij was stilletjes, maar met grote boosheid uiteindelijk in een coma gegleden.
Hij zal niet gedacht hebben aan zijn grote veroveringen. Het zal mijn fantasie zijn maar ik geloof dat hij op het laatst aan zijn vrouw heeft moeten denken. Oma was voor ons al in die sterfkamer geweest, had elke dag op hem ingepraat, haar lot beklaagd, zijn zwakker wordende lijf vergeleken met wat hij ooit geweest was. Aan die hel leek hij nu ontsnapt te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten