donderdag 5 februari 2009

De Vergeters



Dit verhaal schreef ik, toen ik geen idee meer had hoe het verder moest met mijn boek en ik veel te vroeg was wakker geworden. Ik wilde het oorspronkelijk hebben over writers block, maar het verhaal bracht me in de buurt van iets geheel anders: selectief geheugen verlies. En is dat niet de grootste angst voor iedereen die examen doet?
Daarom heette het eerst: Examen Tijd. Maar toen wilde ik nog een stukje toevoegen over Lenning, de arme man, en verklaren waarom hij nu juist een overdosis had gekregen. Dus heette het Overdosis. Maar nu heb ik het De Vergeters genoemd. Want dat is wat deze nanomoleculen eigenlijk zijn.



De Vergeters


Het begon klein, met een ontdekking in een laboratorium in Maastricht waar niemand precies wist wat er was misgegaan. Het was een klein laboratorium, met een kleine staf, dat ook nog. Het was opgezet door een groep Nederlandse miljonairs die anoniem wilden blijven, maar onderzoek wilden laten doen naar het virus dat HIV veroorzaakt. Ze wilden iets nieuws proberen.
Jan Lenning was officieel het hoofd van de onderzoeksgroep. Hij was de enige wetenschapper van formaat die ze hadden kunnen vinden voor dit onderzoek. Ze hadden hem benaderd toen zijn onderzoekscontract in MIT in Boston niet werd verlengd. Hij was met enthousiasme gekomen, had voorstellen gedaan voor nieuw onderzoek en zodra de eerste salarisbetalingen binnen kwamen, was hij elke dag trouw naar zijn werk gegaan, gooide af en toe wat stoffen in retorten en maakte het zich gemakkelijk. Zijn tijd verdeelde hij tussen slapen en naar filmpjes op You Tube kijken. Zijn kleine staf liet hij al het werk doen. Hij geloofde niet in het project.
Zijn stafleden wel, maar die hadden geen imposante literatuurlijsten en Nobelprijzen achter hun naam staan. Het waren in zekere zin amateurbiologen. Het laboratorium werd snel opgezet.

"Kunt u nog eens proberen mij, in eh, lekentaal uit te leggen, wat u hier eigenlijk aan het doen bent?"
Peter Merwede keek bezorgd naar de kleine man tegenover hem. Met zijn smetteloze donkere pak en verzorgde haren zag hij er imposant uit, vooral vanwege zijn lichtblauwe ogen die alles schenen te zien. Peter wist dat hij er in zijn besmeurde laboratoriumjas en zijn pieken ontembaar haar vreemd uit moest zien. Hij had hem erbij geroepen, om de kwestie zo discreet mogelijk aan te pakken.
"Jazeker, meneer Verwegen. Dan moet ik beginnen met een klein lesje biologie, als u het niet erg vindt."
Hij schraapte zijn keel om een aanloop te nemen maar de kleine man keek berustend.
"Kijk, elk virus bevat een kleine hoeveelheid RNA, ribonucleïnezuur. Dat zuur word gevormd door vier basen, cytosine, guanine, uracil en adenine. Samen met een suikerribose en fosfaat vormen die basen een zogenaamde nucleotide en een streng nucleotiden met die vier basen als grondstof, is een streng RNA. Dit RNA is van vitaal belang omdat het de informatie van het DNA doorgeeft bij de reproductie van een cel. Ribosomen zorgen voor de eiwitproductie, maar hun informatie moet van het DNA in de kern van de cel komen. RNA is de drager van die informatie, de postbode. Kunt u mij volgen?
"Jawel, RNA, vier nucleotiden, informatie van het DNA. Ik ben er."
"Wanneer de twee strengen van een gen uit elkaar worden getrokken, maakt het RNA een copie, een afschrift. En dat afschrift wordt gelezen door de ribosomen en daarmee wordt een bepaald eiwit gemaakt. Die informatie bepaalt precies welke combinatie van aminozuren voor dat eiwit moet worden gebruikt. Een virus is in wezen een klein RNA fabriekje dat in staat is het DNA van een gastheercel te kopiëren voor zijn eigen behoeften. Wat eigenlijk plaatsvindt is te vergelijken met het hacken van een computer. Omdat het virus de code in zijn RNA heeft zitten om de gastheercel binnen te kunnen dringen, kan die vervolgens zijn eiwitten laten aanmaken door de gastheer en evenveel kopieën laten produceren als het nodig heeft."
"Copieën van zichzelf vermoedelijk?"
" Zeker, maar ook kopieën van de cel waardoor hij meer ruimte krijgt."
"Oke, ben er."
"Het idee waaraan we hier werkten was om het RNA molecuul, dat voor de overdracht van de informatie zorgt, te onderscheppen vóór het zijn informatie aan de ribosomen kan afleveren. De brief die verstuurd wordt, komt dan nooit aan om zo te zeggen en in plaats daarvan kunnen we een nieuwe boodschap programmeren. Zodra het virus een opdracht geeft om een eiwit aan te maken, wilden we ervoor zorgen dat die opdracht niet aankwam. In feite probeerden we kleine informatievreters te maken, zodat elke nieuwe informatie op moleculair niveau wordt geblokkeerd of veranderd in zijn oorspronkelijke staat.
"Het bijzondere van ons onderzoek is dat we hiervoor geen natuurlijke stoffen willen gebruiken, maar kleine programmeerbare moleculen, nanomocs, die kunstmatig in een kleine tank worden gemaakt."
Het verhaal was er vlot uitgekomen alsof hij dagelijks een groep toeristen had moeten rondleiden. Hij keek naar zijn bezoeker om te zien of deze onder de indruk was, maar op het licht glimlachende gezicht van de man was niets af te lezen.
"Het grootste probleem was niet het RNA, maar het programmeren van de nanomocs. We waren er zeker van dat als dat eenmaal zou lukken, de toepassing op het RNA makkelijk zou verlopen. Maar het ging een beetje te goed."
De gast knikte, maar het bleef onduidelijk of hij al deze informatie had kunnen opnemen. Maar toen hij na een korte stilte sprak, bleek dat hij het heel goed begrepen had.
"Er is dus een briefschrijver, dat is het virus, een postbode, dat is het RNA, een boodschap, het DNA dus, en een adres, dat zijn de eiwitproducenten. U onderschept de postbode als die een brief aflevert, en u stuurt dan een nieuwe postbode met een nieuwe brief. Die zorgt ervoor dat de fabriek gesloten wordt. Is dat ongeveer wat u bedoelt?"
"Ja," zei Merwede opgelucht. "Dat was de kern van ons onderzoek."
"Goed," zei de man. "Als inspecteur van de Gezondsheidsdienst weet ik wel het een en ander van genmanipulatie." Hij zuchtte. "Maar wat is er dan misgegaan?"

Die zaterdag was het eerste experiment gepland, omdat Jan Lenning dan niet werkte, maar thuis was. Het was geen goed moment om nu nog zijn toestemming te moeten vragen, wat hij zeker geweigerd zou hebben. Hij wilde alleen rust om zijn salaris op te strijken.
Maar zijn staf was er klaar voor. De nanomocs waren uit hun zilverkleurige kookpotten gekomen en zouden in een petrischaaltje worden geplaatst. Het idee was om een Ebolavirus als proefkonijn te gebruiken. Om te zien of de nanomocs konden worden geprogrammeerd om het RNA van dat virus te ontregelen.
Het experiment werd een groot succes. De nanomocs onderschepten het RNA molecuul van het virus zodra het zich op weg begaf naar de ribosomen van de cel. En daar drongen ze voor en leverden hun eigen informatie af - er werd geen nieuwe cel gevormd. Het virus was gestopt. Toen de resultaten eenmaal waren geverifieerd hadden ze de champagne te voorschijn gehaald uit de kamer van Lenning. Laat in de nacht gingen ze pas naar huis. Het experiment was blijven staan, het zou de eerst volgende werkdag worden opgeruimd.

Peter Merwede was als eerste in het laboratorium die maandag. Alles zag er normaal uit.
"Tot ik naar het petrischaaltje keek. Met het blote oog kon je zien dat daar iets was veranderd. Het hele schaaltje was nu grijs en onder de microscoop kon ik een heleboel nanomocs zien. Ze waren bijna allemaal inactief. Maar ook het ebolavirus was verdwenen."
"Dus?" zei de man. "Niks aan de hand toch?"
Peter keek hem bijna smekend aan.
"Geduld, meneer. Ik kom zo bij de hoofdzaak. Wat ik zag waren nanomocs, maar ik zag ze in allerlei vormen en maten. Ze hadden een eigen DNA kern gekregen. Het waren kleine organismen geworden. Ze hadden niet alleen de informatie geblokkeerd, ze hadden die in feite zelf overgenomen."
"De man keek verward. "U bedoelt dat de nano, nanomocs nu allemaal ebolavirussen geworden zijn?"
"Nee," zei Peter, "het is een geheel nieuw organisme dat ze gevormd hebben. Het is te vergelijken met een virus, maar niet met ebola. Dat type virussen heeft maar een ding op het oog, en dat is zichzelf repliceren. Hoe meer hoe beter. De nanomocs zijn oorspronkelijk vervaardigd en geprogrammeerd om informatie te onderscheppen en te vernietigen. Ze lijken meer op computer-virussen dan op biologische virussen."
De man keek opgelucht. "Dan is er toch niets aan de hand?"
"Dat dachten wij eerst ook."

Toen de anderen ook binnen waren, werd in vliegende haast het onderzoek weer opgestart. Eerst moesten ze weten of alle nanomocs inderdaad nog aanwezig waren. Ze zetten het petrischaaltje onder de elektronenmicroscoop en lieten de computer de telling doen. Vervolgens moest er gerekend worden. Er waren 11,000 nanomocs geweest toen het experiment begon. Als je uitging van de temperatuur en de snelheid waarmee de nanomocs zichzelf konden repliceren, dan kwam je op het aantal dat er die dag had moeten zijn. En dat was de eerste vreselijke ontdekking. Er waren er veel te weinig. Na drie dagen hadden er ongeveer 400,000 kunnen zijn, maar op het schaaltje lagen nog maar 80,000, voor het merendeel dode nanomocs.
De tweede ontdekking kwam toen ze de moleculen aan een nader onderzoek onderwierpen. De meeste nanomocs waren uitgeschakeld op de manier waarop een virus werd uitgeschakeld: door wijziging van de code waarmee het RNA de eiwitproductie moest programmeren.

"Ze hebben elkaar vernietigd. En toen begrepen we het. Ze zijn gemuteerd. Ze wachten niet meer af tot het moment dat RNA de informatie gaat overbrengen, ze vallen nu die informatie zelf aan. En als ze niks kunnen vinden, vallen ze elkaar aan, want ze bevatten zelf ook informatie. De nanomocs kunnen vervolgens zichzelf enkele malen kopiëren zonder een cel buiten zich nodig te hebben en vallen dan alles aan wat informatie bevat. En ze worden nu door de lucht gedragen. Ze zijn niet meer afhankelijk van een vloeibare omgeving. We dachten niet dat het mogelijk was dat ze konden muteren. Dat zat oorspronkelijk niet in hun programma. Maar het ergste komt nog. De lekkerste informatie die ze kunnen vinden, zit in menselijke hersenen."
"Wat?" Op het gezicht van de man stond nu ontzetting te lezen. "Ze eten hersenen?"
"Nee," zei Peter. "Geen hersencellen. Ze gedragen zich anders. Na hun mutatie vallen ze alles aan wat informatie kan dragen. Maar de meest omvangrijke manier om informatie op te slaan is niet die van DNA of de biologische informatie binnen een cel. Dat is peanuts. Wat zijn de grootste informatie dragers? Dat zijn hele reeksen van cellen in de hersenen die samen een brok informatie kunnen opslaan, denk maar een harde schijf van een computer. De nanomocs eten memen, kleine eenheden informatie die in ons geheugen is opgeslagen en van generatie tot generatie wordt doorgegeven. Het handboek zegt: "Memen kunnen delen bevatten van ideeën, talen, melodieën, ontwerpen, morele en esthetische waarden, vaardigheden en al het andere dat normaliter wordt aangeleerd en doorgegeven aan anderen."
"Hebt u al eens een moment van vergeetachtigheid gehad sinds u hier binnen bent? Kunt u zich het volkslied nog herinneren? Weet u nog hoe u heet, en wat goed en kwaad is, en of u van uw vrouw houdt? Weet u nog welke nationaliteit u heeft en zegt het woord "God" u nog iets? Als deze nanomocs gaan rondvliegen in de buitenwereld, zal op de lange duur alle belangrijke informatie die we van generatie op generatie overdragen verloren gaan. Alleen technische en wetenschappelijke informatie zal misschien bewaard blijven, die zijn niet interessant genoeg, te klein. Maar als de memen eenmaal op zijn, is er misschien geen houden meer aan. We zullen daarom een quarantaine moeten instellen. Als ze vrijkomen begint er een epidemie van vergeetachtigheid op ongekende schaal."
"God allemachtig, dat mag niet gebeuren." zei de man. "Zeker niet midden in de examen tijd."
"En toen kwam Jan Lenning binnen om te vragen wat we met zijn champagne gedaan hadden. Hij stond precies in die hoek. Daar zaten de nanomocs bij elkaar. We hadden niet aan de airco unit gedacht. Hij kreeg vervolgens de volle laag toen hij binnen hun sensorische afstand kwam."
Hij wees naar de man die in een hoek van de kamer op het tapijt zat, achter het blauwige schijnsel van een biologisch krachtveld, met een duim in zijn mond wiegde hij heen en weer. Ze konden hem nog net horen zingen: "Zie ginds komt de stoomboot, alle krenten mikken Wilhelmus, van Nassouwe, meester, meester heb je blauwe drop, en daar komt Swiebertje."
"Is hij…?" vroeg Verwegen.
"Jazeker. Alles is weg. Maar het is een geluk bij een ongeluk. Ze hadden zich zo zat gevreten aan de informatie in zijn hersens, dat ze vervolgens allemaal inactief werden. Uiteindelijk is hij Nobelprijswinnaar, met een doctoraat biologie, theologie en filosofie. Hij was de grootste buit die ze hier konden binnenhalen."
"Overdosis," zei Verwegen. "Teveel memen is blijkbaar ook niet goed."
"Nee," zei Merwede. "Maar wat doen we nou met hem?"
Lenning begon net aan zijn tweede liedje.

Geen opmerkingen: