vrijdag 16 januari 2009

De laatste der realisten


Dat het realisme in de kunst niet tot het verleden behoort, werd bewezen door de kunstenaar die vandaag op 91-jarige leeftijd overleed. Andrew Wyeth werd geboren in 1917 en werkte tot op hoge leeftijd aan zijn schilderijen, die voor het grootste deel het landschap en de mensen uit Pennsylvania en Maine tot thema hadden. In een realistische stijl dus.


Wyeth moest daarvoor wel tegen de stroom in blijven roeien. Terwijl om hem heen zijn collega's massaal naar de abstracte kunst overgingen, Andrew Warhol het einde van de (representerende) kunst uitriep en zijn fotobewerkingen van Marilyn Monroe publiceerde, maakte Wyeth nog steeds goed gelijkende portretten waarin hij sfeer en gemoed van zijn onderwerpen wilde vastleggen.

Het Amerikaanse publiek beloonde die onverzettelijkheid door massaal naar zijn exposities te gaan. President Bush, geen kunstkenner ongetwijfeld maar met het oog op zijn eigen populariteit, verleende hem opdrachten en ontving hem op het Witte Huis.

Het is nog maar de vraag of je gewoon van "realisme" kunt spreken. Neem nu eens Wyeths meest beroemde werk, Christina's World uit 1948. Natuurlijk zijn huis en vrouw "gelijkend" weergegeven. Maar de compositie, de kleurkeuze, het merkwaardige ontbreken van schaduw,dat alles verleent aan het schilderij een sfeer die verre van verslagleggend is. Het ging ook Wyeth niet om het vastleggen van wat hij zag. De Drifter uit 1964, een tempera schilderij, laat dat nog duidelijker zien. Hier wordt met waterverf en droge penseel meer dan een gelijkend portret gegeven. De man die we zien is naar zijn wezen als een zwerver getekend, voorbij wat het oog ooit kan hopen te registreren.

Toch werd Wyeth voortdurend het verwijt gemaakt, dat zijn schilderijen alle zeggingskracht moesten missen. Peter Schjeldahl bij voorbeeld, kunstcriticus voor The Village Voice, schreef over Wyeth:


Al zijn werken zijn een product van een kunstige formule en niet erg effectief zelfs niet als illusie-oproepend "realisme".


Desondanks werd Wyeth een publiekslieveling van de Amerikanen van wie sommigen hem de bijnaam: "schilder van het volk" gaven.

In ieder geval nam Wyeth zijn eigen schilderstijl buitengewoon serieus. In 1985 maakte hij een serie van 240 schilderijen openbaar die tot dan toe niemand had gezien. Het waren allemaal portretten van zijn buurvrouw, Helga Testorf, die hij in al haar stemmingen en gedachten leek te hebben gepeild. Curieus onderdeel van de anekdote is, dat haar man bij het verschijnen van de serie in het buitenland was en niets van het modelzitten van zijn vrouw geweten had. Ook de vrouw van Wyeth zelf wist van niks.

Wyeth's benadering werd zo populair, dat sommige fotografen eigenlijk onbeschaamd zijn thema's en ideeën overnamen. Met name Ryan McGinley's foto Running Field ademt de sfeer van Christina's World. Toch is het geen kopie, maar eerder een overname van een taal. Het bewijst dat ook het fotografisch realisme tot de zeggingskracht van het (realistische) schilderij in staat is.

Of met het overlijden van Andrew Wyeth de realistische school nu definitief tot het verleden behoort, mag worden betwijfeld. Niet alleen omdat hij vele anderen tot een vergelijkbare benadering wist aan te zetten, maar in ieder geval omdat zijn zoons Jamie en Nicolas in zijn voetsporen traden.





Zie http://kunstfilosofiehac.synthasite.com/andrew-wyeth.php voor een uitgebreidere versie.




1 opmerking:

Anoniem zei

De benaming 'realist' lijkt me inderdaad naast de kwestie. Wyeth was gevoelig voor en kende maar al te goed de "avant-garde" en haar "programmakunst" - die hij (mijn inziens terecht)verafschuwde. Maar waarvan je desalniettemin in zijn werk sporen terugvind, als je tenminste weet waar te kijken. Want de "moderne blik" is meestal goed blind en alleen nog receptief voor spektakelkunst. Aan het subtiel symbolische, inter-contextuele en psychologische spel dat zijn beste werk kenmerkt,wordt meestal voorbijgegaan. Een hoedanigheid die Wyeth trouwens woedend maakte. Hij zei voortdurend dat al zijn werk "staged" was en dat het daardoor aansloot bij de grote (narratieve) traditie van de Westerse schilderkunst.

Zijn bekommernis met techniek en materiaal was maniakaal en zijn controle er over fenomenaal, en het is inderdaad onbegrijpelijk dat deze bravouredimensie (vroeger hèt onderscheidende element) volledig uit de kunst is verdwenen.

Was het niet de grote Balthus (tot voor dertig jaar evengoed verguist als een naïeve maniërist die alleen maar katten en meisjes met te grote hoofden schilderde)die het betreurde niet de ervaring en de vakkennis te bezitten van een middelmatig academisch schilder uit het midden van de 19de eeuw?

Het is trouwens best vermakelijk (en troostend) dat de apologeten van het "nieuwe" - wat dat ook moge betekenen, het keer op keer bij het verkeerde eind hebben.
Andrew Wyeth zal later beschouwd worden als één van de markantste en talentrijkste Amerikaanse kunstenaars van de 20ste eeuw.